De H. Chrodegang van Metz stond aan de wieg van het Gregoriaans
De H. Chrodegang van Metz (+ 6 maart 766) is een wat minder bekende heilige. Minder bekend dan bijvoorbeeld Sint-Bonifatius, van wie we nog talrijke levendige, om niet te zeggen driftige brieven hebben. Toch heeft Chrodegang een grote rol gespeeld in de geschiedenis. Al was het maar omdat hij aan de basis stond van het Gregoriaans, de belangrijkste liturgische zang van de H. Mis. Minstens zo belangrijk was echter de ‘regel’ (gedetailleerde richtlijn) die hij schreef voor wereldlijke priesters die zich op de zielzorg moesten richten.
Koningszalving Pepijn de Korte
Om het historische belang van Chrodegang te beseffen, moeten we terug naar het jaar 751. Toen liet de hofmeier Pepijn de Korte (die nog gedoopt was door 'onze' Sint-Willibrord) zich in Soissons tot eerste Karolingische koning zalven. Volgens traditie door Sint-Bonifatius, hoewel sommige geleerden het aannemelijker vinden dat het Chrodegang is geweest. Pepijn en Bonifatius lagen elkaar namelijk niet zo. Hoe dan ook, het is moeilijk voorstelbaar dat Chrodegang niet op een of ander manier bij die eerste zalving betrokken is geweest.
Christelijk keizerrijk
De koningszalving was een nabootsing van die in het Oude Testament. Pepijn de Korte had namelijk grootse plannen. Hij wilde het Romeinse keizerrijk doen herleven, maar dan in christelijke vorm onder een sacraal koningschap (pas zijn zoon Karel de Grote zou keizer worden). Daarom wil hij nog een keer ‘overgezalfd’ worden, maar dan door de paus van Rome zelf. Hoe kreeg de koning het voor elkaar om de paus de koningszalving nog eens dunnetjes over te laten doen? Hier werd Chrodegang, bisschop van Metz, op dat moment de hoofdstad van de oostelijke rijkshelft Austrasië, en geestelijk adviseur van de koning, direct bij betrokken. Chrodegang was opgevoed aan het hof en bezat talent voor diplomatie. Een talent dat Sint-Bonifatius ontbeerde, en dat wellicht ook diens naderende martelaarsdood in de hand heeft gewerkt.
Midden in kersteningsproces
Hoe dat ook zij, dit is het beeld in 751: Onze contreien bevinden zich midden in een kersteningsproces. De Merovingische vorsten hebben afgedaan, de ongedeelde macht ligt in handen van Pepijn de Korte, die zich van hofmeier tot een oudtestamentisch ‘gezalfde’ koning heeft laten maken. In den lande is de situatie liturgisch niet florissant, iets wat Pepijn en zijn geestelijk raadsman Chrodegang ook beseffen. “In het voormalige Gallo-Romeinse gebied leidde de autochtone Gallicaanse liturgie een amechtig bestaan ten gevolge van de onwetendheid van de clerus, het tekort aan liturgische boeken en het ontbreken van gezagvolle kerkelijke centra”, schrijft A. Hollaardt O.P.
Paus wendt zich van oost naar west
Inmiddels was een nieuwe paus gekozen, Stefanus II (soms ook Stefanus III genoemd, vanwege een gelijknamige voorganger die al voor zijn ambtsaanvaarding overleed). Deze paus belichaamt de overgang van ‘Byzantijnse’ of ‘Oosterse pausen’ (537-752). Die stonden onder invloed van Constantinopel en waren zelf veelal van oosterse komaf, dat wil zeggen uit Griekstalig en Byzantijns gebied. Stefanus zou zich echter van de keizer in Constantinopel afwenden naar opkomende machthebbers in West-Europa, zoals Pepijn. Dat moest ook wel, want de paus had grote moeite zich te handhaven tegenover de opdringende Lombarden in Noord-Italië.
Chrodegang in Rome
Mogelijk had de zalving van Pepijn in 751 zijn aandacht getrokken. In ieder geval komen onmiddellijk na zijn pausverkiezing in 752 de onderhandelingen al op gang. De inzet was duidelijk, militaire steun voor de paus, en een hernieuwde koningszalving voor Pepijn. In de herfst van 753 stuurt Pepijn een gezantschap onder leiding van Chrodegang om de paus naar Frankenland te halen, want de zalving moest in Saint-Denis bij Parijs gebeuren. Het gezantschap arriveert op 14 oktober in Rome. Het zal er een maand blijven. “Dit oponthoud is van grote betekenis geweest voor de muzikale ontwikkeling van Europa. Chrodegang stond open voor kunst en cultuur en de liturgische plechtigheden in Rome maakten diepe indruk op hem”, schrijft prof. Wagenaar-Nolthenius. Chrodegang zal de liturgie daar meegevierd hebben, en zich volgezogen hebben met indrukken. Hij was immers in Rome, bij het graf van Sint-Petrus. Dit was het voorbeeld. Zo moest het!
Op reis met de paus
Een maand later, op 15 november, keert het gezantschap terug naar Pepijn. De missie is geslaagd, Chrodegang heeft de paus overgehaald. Zijne Heiligheid gaat mee om Pepijn in Parijs tot koning te gaan zalven. Uiteraard niet in zijn eentje: in zijn gevolg bevindt zich een selectie uit zijn schola cantorum. Met de paus zijn nu dus ook de Romeinse pauselijke liturgie en zang, de cantilena, op weg naar noordwest Europa. Is het niet aannemelijk dat Chrodegang de zangers onderweg de oren van het hoofd gevraagd heeft, en oplettend heeft toegehoord hoe en wanneer zij zongen? Zo moeten onderweg Advent en Kerstmis zijn gevierd.
Nieuwe ‘eenheidszang’: het Gregoriaans
Er zijn historische aanwijzingen dat na de reis naar Rome Chrodegangs interesse in liturgische vragen en zang groter werd. Zo laat hij architectonische aanpassingen in zijn kerken in Metz aanbrengen om, in overeenstemming met Romeins gebruik, ruimte te maken voor de schola. In die tijd was de liturgie nog geen eenheid, maar varieerde van plaats tot plaats, in een wisselende mengeling van Romeinse en Gallicaanse invloeden, terwijl Angelsaksische missionarissen als Willibrord ook hun liturgische sporen achterlieten. Liturgische veranderingen liggen altijd gevoelig. Chrodegang was er echter op gericht tegenstellingen te verzoenen. Daarbij paste dat hij een op Rome gericht liturgisch koor in Metz stichtte, een schola cantorum die snel reputatie verwierf en waar de tegenstelling tussen Romeinse en Gallicaanse zangstijlen in een nieuwe eenheid verzoend werd: het Gregoriaans.
De ‘volmaaktere wijze van zingen’
De
pauselijke zalving van Pepijn de Korte tot koning der Franken staat
gepland op 28 juli in de abdij van Saint Denis in Parijs, een half
jaar nadat de paus is gearriveerd. Al die tijd moet
daar de
pauselijke liturgie dus gevierd zijn,
met inbegrip van belangrijke liturgische momenten als de Vastentijd,
Pasen, en Pinksteren. Allemaal gelegenheden waarop de zang van de
pauselijke schola
cantorum
te horen was. Dat moet een stempel gedrukt hebben, en onderzoekers
hebben daar ook de sporen van gevonden in de liturgische boeken van
Saint-Denis. Abt Walahfrid Strabo (808-849) schrijft daarover (in een nogal ingewikkelde zin): “Paus
Stefanus bracht, toen hij naar Pepijn gekomen was, de vader van Karel
de Grote, de voornaamste in Francia, om recht voor Sint-Petrus
tegenover de Lombarden te krijgen, door middel van zijn geestelijken
op verzoek van Pepijn de volmaaktere wijze van zingen [cantilena]
mee die vervolgens wijd en zijn in gebruik bleef.”
De moord op Sint-Bonifatius
In de aanloop naar de koningszalving gebeurt er echter iets wat de toenmalige wereld diep schokte. Het bericht bereikt Parijs dat op 5 juni 754 de bejaarde heilige missionaris en aartsbisschop Bonifatius is vermoord in Friesland. Of deze nu wel of niet degene was die Pepijn voor de eerste keer koning zalfde, de weg is nu vrij om Chrodegang tot aartsbisschop te laten verheffen. Dat doet de paus vrijwel direct nadat hij Pepijn gezalfd heeft. Als aartsbisschop is Chrodegang nog beter in staat om de liturgie met gezag te reorganiseren en de nieuwe zang daarbij in te voeren. Het is wonderlijk dat we achteraf kunnen zeggen dat de martelaarsdood van Bonifatius in zekere zin de weg heeft vrijgemaakt voor het Gregoriaans.
Spirituele band met de paus
Wat Pepijn betreft, die werd na de pauselijke zalving de beschermheer van het pausdom en kreeg de titel patricius, schrijft de geleerde mediëviste Rosamond McKitterick. Pepijn “zou van de paus twee purperen zuilen van porfier hebben gekregen als een verdere aanwijzing van zijn status. Pepijn ging dus een politieke en wereldlijke relatie aan met het pausdom, waarvan de politieke voor- en nadelen op dat moment nauwelijks anders dan vanuit een kortetermijnperspectief konden worden bezien.” Toch is het niet alles politiek wat de klok slaat, vervolgt McKitterick. “Pepijns belangstelling voor Rome was ook sterk religieus. Hij vormde een spirituele band met de Paus en met Sint-Pieter, en en het is deze speciale band die zo'n cruciaal onderdeel wordt van de Karolingische politieke ideologie. De Karolingische koning was bovenal een christelijke koning. Hij handelde zoals een christelijke vorst daarna moest handelen in naam van een hogere, goddelijke, autoriteit.”
Regel voor wereldlijke priesters
Alsof Chrodegangs peetvader staan voor het Gregoriaans nog niet verdienste genoeg is, heeft hij zoals gezegd ook nog een belangrijke bijdrage geleverd aan het organiseren van de zielzorg. Hij deed dit onder meer door de vermaarde Regel van Sint-Benedictus te herschrijven en aan te passen voor wereldlijke priesters: geestelijken dus die geen monniken zijn, maar in ‘de wereld’ leven: zij nemen niet alleen verantwoordelijkheid voor hun eigen zielenheil, maar ook dat van anderen.
Nederigheid en gehoorzaamheid
Al Chrodegangs hervormingen waren gericht op een spirituele wedergeboorte van de Franken als een gens christiana, als een christelijk volk. Bedenk dat de Franken met de doop van Clovis dan misschien wel ‘christelijk’ geworden waren, in feite was het in veel gevallen nog maar een dun vernisje. Het was nog geen christelijke beschaving. Chrodegang wilde daarom echte christelijke priestergemeenschappen stichten, die zich richten op de zielzorg. Daarom schreef hij zijn Regula canonicorum, Regel voor kannuniken (wereldse priesters, die echter volgens een regel in gemeenschappen samenleven) in de Sint Stefanskathedraal in Metz. Een apostolische Kerk moest zich volgens Chrodegang onderscheiden doordat haar priesters in unanimitas, concordia et pax, in eenheid, eendracht en vrede samenleefden in gemeenschappen die zich zowel door gelijkheid als hiërarchie kenmerkten en waarbij nederigheid en gehoorzaamheid als voornaamste deugden golden
Laatst bijgewerkt: 22 maart 2024 09:03