
Plinio Corrêa de Oliveira
Plinio Corrêa de Oliveira: hoe ik ertoe kwam het lijden te aanvaarden en lief te hebben
Iemand vroeg mij eens hoe ik ertoe kwam om het lijden lief te hebben. Om deze vraag te beantwoorden, moeten we ons realiseren dat niemand van nature het lijden liefheeft; het jaagt ons angst aan.
Natuurlijke afkeer van het lijden
Zo huiver ik bijvoorbeeld bij de gedachte aan een druppel kokend water of, nog erger, een druppel zegellak die op mijn huid valt. Die zou een blaar veroorzaken en mijn leven ingewikkeld maken tot het ophoudt met pijn doen, de druppel verwijderd is en alles weer normaal wordt. Zulke dingen wil ik niet meemaken. Wij allen hebben een afkeer van lijden. Stel je voor dat iemand zegt tegen een persoon die op het punt staat naar Spanje terug te keren: “Je zult slecht nieuws ontvangen zodra je in Madrid aankomt.” Die persoon zal zich de hele reis ongerust maken en denken: Wat zal dat slechte nieuws zijn? Hij zal de horizon afspeuren en zich afvragen waar dat slechte nieuws vandaan zal komen. Iedereen heeft een afkeer van lijden.
De tegenstelling tussen wie lijdt en wie niet lijdt
U zou dus kunnen vragen hoe ik ertoe kwam om het lijden lief te hebben, terwijl het zo tegengesteld is aan onze verlangens. Zoals bij iedereen had ik in mijn vroege jeugd mensen om mij heen die leden en anderen die dat niet deden. Zij die niet leden, leken in elk geval een volmaakt comfortabel en aangenaam leven te leiden. Alles leek hen voor de wind te gaan. Degenen die veel leden, toonden duidelijk hun verdriet. Zo kon ik de twee groepen met elkaar vergelijken en enkele conclusies trekken.
Wie niet lijdt, leeft vaak onverschillig
Ik merkte dat de mensen die een aangenaam leven leidden, egoïstisch en onverschillig waren tegenover de zorgen van anderen. Hun vulgariteit stootte mij af. Zij spraken alleen over banale zaken en waren nergens anders in geïnteresseerd. Aan de andere kant zag ik dat zij die leden, zich met meer verheven zaken bezighielden. Ze waren geïnteresseerd in leerstellige en religieuze onderwerpen en dergelijke kwesties. Zelfs hun woordkeus was mooier. Zij gebruikten mooie woorden om hun gedachten uit te drukken. Degenen die niet leden, hadden een onbeschrijfelijk alledaags taalgebruik.
Lees ook: De wereldwijde echo van een enkele weigering om de Heilige Communie te geven
De lijdende dienstmaagden in ons huis
Ik ging de waarde van lijden nog meer inzien door de mensen in ons huishouden te observeren. Mijn huis was een van die oude woningen met veel dienstbodes. In die tijd was het gemakkelijk om veel bedienden te hebben, omdat de samenleving nog niet sterk geïndustrialiseerd was. Er waren veel dienstmeisjes, waaronder sommigen die veel en vaak leden. Zo hadden we twee dienstmeisjes die nichten van elkaar waren, de een was kokkin en de ander was wasvrouw. Zij hadden een zeer rechte houding en gezichten van mensen die alle wederwaardigheden van het leven hadden doorstaan. De kokkin heette Florence, en haar nicht, de wasvrouw, heette Magdalena.
Reuma in haar handen
Magdalena had allerlei kwalen. Ze had reuma in haar handen. Ondanks deze problemen wilde ze niets liever dan kleren wassen. Ze was altijd erg ziek. Ik zag haar vaak spreken met mijn moeder, Dona Lucília. Het spreekt vanzelf dat Dona Lucília medelijden met haar had en haar op alle mogelijke manieren hielp. Ik merkte dat Magdalena veel bad en vroom was. Ze ging eerbiedig als een schaduw langs de muur aan ons voorbij. Ze droeg een smetteloos wit doek op haar hoofd, als een hoofdtooi die ik nog nooit bij iemand had gezien.
Lijden geeft de ziel waarde
Zo had ik eerbied voor de wasvrouw, maar geen bijzondere eerbied voor Florence, die losser was en genoot van het goede van het leven. Ik waardeerde deze wasvrouw die een lijdster was. Niemand bekommerde zich om haar. Maar ik zag hoe het lijden haar ziel meer waarde gaf dan sommige van de mooie, geparfumeerde en met juwelen getooide dames die ons huis bezochten.
In het licht van de Contrarevolutie
Ik begreep toen dat het lijden hetgeen is dat de ziel van een mens het meest verheft. Geen mens op aarde is armer dan hij aan wie God geen pijn en lijden zendt. Op die manier begon ik sympathie te voelen voor het lijden. Ik ging het lijden ook begrijpen in de context van de strijd tussen Revolutie en Contrarevolutie, dat wil zeggen, tussen hen die strijden voor en tegen de christenheid.
De Revolutie zwijgt
Ik realiseerde mij dat zij die lijden meer Contrarevolutionair zijn dan zij die niet lijden. Dit komt doordat mensen die niet lijden, doorgaans tevreden zijn met hoe de dingen zijn en zich overgeven aan genot. Zij gaan mee met de revolutionaire wereld. Zij die lijden hebben doorgaans op een of andere manier wrijving met de Revolutie, hetzij omdat ze de Revolutie niet willen, hetzij omdat de Revolutie hén niet wil. De Revolutie houdt niet van mensen die lijden en verbergt hen zoveel mogelijk. Ze zwijgt over lijdende mensen. Dat is nog een reden waarom ik het lijden steeds meer begon te eerbiedigen.
Intelligenter door lijden
Die eerbied werd nog groter toen ik zelf begon te lijden. Ik merkte dat mijn ziel vooruitgang boekte door het lijden. Toen ik nog erg jong was, ging ik naar een lagere school die Colégio São Luís heette. Daar vond ik klasgenoten en anderen die beïnvloed waren door de Revolutie, en ik kwam met hen in aanvaring. Voor een jongen was dat een groot lijden. Ik had het gevoel dat ik de grenzen van mijn draagkracht had bereikt; zo zwaar was die pijnlijke situatie. Maar ik zag ook hoe dit lijden mij goeddeed. Ik groeide in mijn vermogen om te lijden en ontwikkelde eigenschappen. Ik merkte zelfs dat dit lijden mij intelligenter maakte.
Inzicht in het lijden van Christus
Later bracht ik deze lessen over het lijden in verband met het Kruis van Onze Lieve Heer Jezus Christus en begreep ik de grote les die Hij ons gaf in Zijn Lijden. Ik begreep de rol van Onze Lieve Vrouw van Smarten in het helpen dragen van deze beproevingen. Dit alles bracht mij tot een grote eerbied voor het lijden. Uit deze observaties trok ik de conclusie dat een mens alleen iets waard is in de mate waarin hij lijdt. Kan hij niet lijden, dan is hij niets waard. Hetzelfde geldt voor hen die het vermogen tot lijden missen.
Lees ook: Overwegingen bij het lijden van Christus
Wat als het lijden ondraaglijk wordt?
Er is nog een laatste overweging in verband met het lijden. Ik ontdekte dat sommige vormen van lijden in het leven mijn vermogen om ermee om te gaan lijken te overstijgen. Zelfs op jonge leeftijd kunnen we geconfronteerd worden met zulke intense beproevingen, dat we het gevoel hebben de moed niet te hebben om ze onder ogen te zien. Soms is de strijd tegen een moreel gebrek zo moeilijk dat we hem niet durven aangaan.
Kracht door gebed
Ik ben meermaals door zulke beproevingen geveld geweest in mijn leven. Maar ik begreep uiteindelijk dat de kracht komt door te bidden tot Onze Lieve Vrouw. Het is een harde strijd. Verlichting komt niet meteen, of misschien wel helemaal niet. Maar als we bidden, bidden en nog eens bidden, dan komt de goddelijke hulp werkelijk.
De Memorare van Sint-Bernardus
Als we de kracht missen, moeten we ervoor bidden. Geen mens heeft het recht te zeggen dat hij de kracht niet had, als hij er niet om gevraagd heeft. Door te vragen, ontvangen wij. We kunnen dan onze toevlucht nemen tot het gebed van de heilige Bernardus, de Memorare:
Gedenk, o allergenadigste Maagd Maria, dat het nooit gehoord is,
Dit gebed behoort tot de mooiste gebeden van de katholieke Kerk. Het is zeer stellig. Let op de woorden: het is nog nooit gehoord!
dat iemand die tot U zijn toevlucht nam, Uw hulp inriep of Uw voorspraak afsmeekte, door U in de steek werd gelaten.
Met andere woorden: geen enkel onwaardig schepsel op aarde heeft ooit om haar steun gevraagd zonder haar hulp te ontvangen. En dát ben ik: de laatste van alle mensen. Maar ik ben een mens, en daarom haar zoon. Daarom kom ik haar een gunst vragen. Ik heb er vertrouwen in dat zij mij niet zal weigeren wat zij aan niemand zou weigeren, zelfs niet aan misdadigers of aan Judas als hij tot haar zou komen met een berouwvol hart.
Bezield door dit vertrouwen neem ik mijn toevlucht tot U, O Maagd der maagden, mijn Moeder! Tot U kom ik; voor U sta ik als een zondig en berouwvol mens.
Op dat punt van het gebed wordt de zonde genoemd. Ik bid niet tot haar als een goed of rechtschapen mens, maar als een zondaar. Ik heb zo zwaar gezondigd dat mijn zonden mij terneer hebben geworpen; ik kreun onder hun last maar werp mij neer aan haar voeten.
Dan volgt de slotzin:
O Moeder van het Vleesgeworden Woord, versmaad mijn gebeden niet, maar luister genadig en wil mij verhoren. Amen.
Met zo’n gebed kunnen wij allen een liefde voor het lijden verwerven.
Dit artikel verscheen eerder op tfp.org.
Laatst bijgewerkt: 14 augustus 2025 08:38