Paus Benedictus XVI probeerde het tij van de homobeweging te keren, met beperkt succes. Bron afbeelding: Flickr / catholicism
Het doel van de homobeweging: de Kerk ondermijnen met de homoketterij
Meer dan twintig jaar geleden schreef Paul Varnell, een pionier van de pro-homoseksuele journalistiek, in de Chicago Free Press dat de fundamentele controverse "niet discriminatie, haatmisdrijven of huiselijke partnerschappen" is, maar "de onderliggende morele veroordeling", want "als we mensen ervan overtuigen dat homoseksualiteit volledig moreel is, dan verdwijnt al hun neiging om te discrimineren, zich bezig te houden met gay-bashing of zich te verzetten tegen het homohuwelijk." Hij concludeerde: "Dus de homobeweging, of we dat nu erkennen of niet, is geen burgerrechtenbeweging, zelfs geen seksuele bevrijdingsbeweging, maar een morele revolutie gericht op het veranderen van de kijk van mensen op homoseksualiteit."
Hoe de homobeweging de American Psychiatric Association tot een politieke beslissing bracht
Zo streed de homobeweging er aanvankelijk voor om het misdrijf sodomie uit het strafrecht te halen en om de American Psychiatric Association homoseksualiteit te laten schrappen van de lijst van psychiatrische stoornissen in haar handboek Diagnostic and Statistical Manual (DSM-III), wat ze deed in 1973. In een interview met het Journal of Gay & Lesbian Psychotherapy, in het februarinummer van 2003, gaf dr. Robert L. Spitzer, de belangrijkste voorstander van het verwijderen van homoseksualiteit uit het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-III) van de American Psychiatric Association, zeer verhelderende details over de niet-wetenschappelijke en politieke aard van de beslissing en de rol die de homobeweging hierin speelde. Het begon allemaal op een symposium over de behandeling van homoseksualiteit dat werd gepromoot door de Association for the Advancement of Behavior Therapy. De openingszitting werd tien minuten na het begin onderbroken door een protestgroep van homo-activisten die de organisatoren ervan beschuldigden hen te "pathologiseren". Dr. Spitzer sprak met één van hen, Ron Gold, en vertelde hem dat hij lid was van de APA Task Force on Nomenclature and Statistics, die verantwoordelijk was voor het uitgeven van het diagnostisch handboek, de DSM. Gold vroeg om gehoord te worden door die commissie.
Lhbt-lobby wil verandering
In hun presentatie klaagden de activisten dat ze werden gediscrimineerd en aangevallen omdat homoseksualiteit in de DSM was opgenomen. Dr. Spitzer kon zich niet herinneren of de activisten dit duidelijk hadden gezegd, "maar impliciet was het idee dat de enige manier waarop homo's discriminatie op het gebied van burgerrechten konden overwinnen, was als de psychiatrie zou erkennen dat homoseksualiteit geen geestesziekte was." Na de bijeenkomst stelde dr. Spitzer voor dat de APA een symposium over dit onderwerp zou organiseren, dat plaatsvond tijdens de jaarlijkse bijeenkomst in 1973 in Hawaï. In het licht van dit symposium had hij talrijke contacten met Ron Gold en zijn collega's, waarna hij, bewogen door een gevoel van medeleven, begon na te denken over een formule die een wetenschappelijke basis zou geven aan zijn verlangen om hen te helpen. Hij zag echter in dat de formule die hij voorstelde meer het resultaat was van subjectieve en politieke overwegingen dan van klinische: "Hoeveel daarvan was het resultaat van echte wetenschappelijke logica? Ik zou graag denken dat een deel ervan dat was. Maar zeker een groot deel was gewoon het gevoel dat ze gelijk hadden! Dat als ze succesvol zouden zijn in het overwinnen van discriminatie, dit duidelijk iets was dat moest veranderen."
Definities heruitgevonden
Om de botsing te omzeilen tussen de traditionele opvatting dat homoseksualiteit een ziekte is die behandeld moet worden en het argument dat het gewoon een normale variant is, ging dr. Spitzer ervan uit dat de psychiatrie nooit gedefinieerd had wat een geestelijke stoornis is. Intuïtief zou je kunnen zeggen dat de gemene deler van alle geestelijke stoornissen is dat degenen die aan één of meer van deze pathologieën lijden er meestal ongelukkig onder zijn. Als nu geaccepteerd zou worden wat de activisten zeggen, namelijk dat er homoseksuelen zijn die niet ongelukkig zijn over het feit dat ze homoseksueel zijn, dan zou men kunnen zeggen: "Dit is een definitie van geestelijke stoornis die ergens op slaat; en op basis daarvan zou homoseksualiteit niet in de DSM-II moeten staan. In het interview erkende dr. Spitzer openlijk dat "een deel daarvan politiek was". Hij wist dat er weinig kans was dat de meeste APA-leden voorstander zouden zijn van het volledig verwijderen van homoseksualiteit uit de DSM, maar velen zouden een vervanging door het nieuwe concept van "seksuele oriëntatiestoornis" accepteren, alleen "voor de homoseksueel die ontevreden is" en daarom behandeling nodig heeft. Dit is hoe de kleine groep van het Comité voor Nomenclatuur, vervolgens de Raad voor Onderzoek en Ontwikkeling, de Raad van Districtsafdelingen van de APA, het Aanbevelingscomité en ten slotte het Bestuurscollege het schrappen van homoseksualiteit uit het Manual of Mental Disorders goedkeurden.
Aanval op de Kerk
Maar dat was niet genoeg. Homoseksualiteit moest worden geaccepteerd door de verschillende religies, met name het christendom. Sinds de jaren zeventig heeft de homobeweging speciaal voor dit doel meerdere verenigingen opgericht. Een vereniging die vandaag de dag nog steeds actief is, Soulforce, omschreef haar missie twintig jaar geleden als volgt: Wij geloven dat religie de belangrijkste bron is geworden van valse en opruiende verkeerde informatie over lesbiennes, homo's, biseksuelen en transseksuelen. Fundamentalistische christenen leren dat we "ziek" en "zondig" zijn... De meeste conservatieve en liberale kerkgenootschappen weigeren ons te trouwen of ons toe te laten tot een ambt. De Rooms-katholieke Kerk leert dat onze geaardheid "objectief ongeordend" is en dat onze intimiteiten "intrinsiek slecht" zijn... Wij geloven dat deze leer leidt tot discriminatie, lijden en dood. Ons doel is om deze tragische onwaarheden aan te pakken en uiteindelijk te vervangen door de waarheid dat wij ook Gods kinderen zijn, geschapen, geliefd en geaccepteerd door God precies zoals we zijn. Het is precies deze vervanging die werkelijkheid begint te worden in de katholieke Kerk met de ongekende toestemming voor priesters om samenwonende, overspelige en homoseksuele paren te zegenen.
Lees ook: Fiducia supplicans toegejuicht door de homobeweging
Een geleidelijk afbraakproces van seminarieopleiding
Zo'n gigantische verandering in de leer en pastorale zorg van de katholieke Kerk kon echter niet van de ene op de andere dag plaatsvinden. Het werd voorbereid, aan de ene kant, door een heimelijke invasie van homoseksualiteit in talrijke seminaries en noviciaten en, aan de andere kant, door het infiltreren van katholieke milieus in de jaren zestig van de vorige eeuw met moreel relativisme en homoseksuele ideologie, wat aanleiding gaf tot wat later "homoketterij" werd genoemd. Een directe en goed geïnformeerde waarnemer – toenmalige priester, later kardinaal Joseph Ratzinger en paus Benedictus XVI – rapporteerde over deze infiltratie. Na zijn pauselijk aftreden, toen het seksueel misbruikschandaal en de betrokkenheid van het Vaticaan in de zaak van ex-kardinaal Theodore McCarrick aan het licht kwamen, publiceerde hij een uitgebreide studie in het Beierse maandblad Klerusblatt waarin hij de misbruikcrisis in de Kerk voornamelijk wijt aan de Seksuele Revolutie en de ineenstorting van de seminarievorming. Hij beschrijft hoe de ineenstorting van de priesteropleiding het absurde punt bereikte dat een bisschop, die rector was geweest in een seminarie, seminaristen pornografische films liet bekijken om hen bestand te maken tegen gedrag dat in strijd is met het geloof!
Revolutie
Erger nog, "in verschillende seminaries werden homoseksuele kliekjes gevormd die min of meer openlijk optraden." Dit moreel relativisme ontwikkelde zich, stelt hij, doordat de moraaltheologie tot dan toe voornamelijk gebaseerd was op de natuurwet. Maar "in de strijd van het Concilie voor een nieuw begrip van de Openbaring werd de natuurwetoptie grotendeels verlaten en werd een moraaltheologie geëist die volledig op de Bijbel gebaseerd was." "Bijgevolg kon er niet langer iets zijn dat een absoluut goed vormde, net zo min als iets dat fundamenteel slecht was." Zonder hem rechtstreeks te noemen, wees de voormalige Benedictus XVI op zijn landgenoot en collega aan de Universiteit van Tübingen, de pater-redemptorist Bernard Häring, die met zijn handboek getiteld De wet van Christus een revolutie teweegbracht in de moraaltheologie in personalistische zin in de jaren voorafgaand aan het Tweede Vaticaans Concilie.
Dit is een hoofdstuk verschenen in het boek De dijkbreuk.
Laatst bijgewerkt: 26 september 2024 11:11